Mevrouw Penders uit Geulle

Krijgt partnerpensioen van pensioenfonds Aegon Geboren op 19 juli 1923

Over vroeger

Vakantiemensen om wat extra’s te verdienen

‘We gingen vroeger veel wandelen in het bos, daar heb ik ook mijn man leren kennen. Mijn man werkte bijna twintig jaar in de mijnen en na de oorlog werkte hij tien jaar in de bouw. Toen kreeg hij zoveel last van zijn rug door het zware lichamelijk werk dat hij niet meer in de bouw kon werken. Om wat extra’s te verdienen hebben we ons huisje verbouwd en zijn we een bed & breakfast begonnen. Vooral in het voorjaar en de zomer hadden we gasten. Ik heb veel nieuwe mensen ontmoet, we hadden veel vaste gasten en ik vond dat heel leuk om te doen.

De ervaring van de 'oude dag'

Ik kan toch niet heel de dag in mijn stoel gaan zitten!

Ik ben eigenlijk nooit ziek. Wel ben ik een paar keer gevallen. Achteraf bleek dat ik lang met een hersenschudding heb rondgelopen. Verder ben ik eigenlijk altijd gezond geweest. Nu ben ik al bijna zeventien jaar alleen. De huisarts en gemeente willen me naar het bejaardenhuis sturen. Ik heb gezegd dat ik geen hulp wil. Ik kan nog poetsen, wat moet ik heel de dag in mijn stoel gaan zitten doen? Mijn schoondochter is niet mobiel, dus ik heb lang ook bij haar gepoetst. Nu mag ik dat niet meer van haar. Sinds kort heb ik zo’n alarmknop om mijn arm, mijn gehoor is niet goed en ik maak me snel druk. Maar mijn twee zonen wonen om de hoek met hun gezin. Mede daardoor kan ik hier in mijn huisje blijven wonen, samen met de kat.

Toen mijn man stopte met werken, zijn we echt van het leven gaan genieten. We gingen veel op pad met de bus en de trein. We hebben samen een heel mooi leven gehad, we hebben het goed gehad. Eigenlijk waren we nooit thuis. Koersballen deden we samen, een soort jeu de boules binnen op een mat. En mijn man zat in het bestuur van het kienen. Zo was onze week snel gevuld. Maandag gym en koersballen, dinsdag koffie drinken bij een vriendin, woensdag gingen we naar mijn broer, donderdag ging ik kienen en mijn man kaarten, vrijdag boodschappen doen en poetsen. En op zaterdag poetste ik weer verder.

De kleinkinderen waren veel bij ons, als we niet weg waren. Ook met hen ging ik wandelen en liedjes zingen van vroeger. Wat we ook heel fijn vonden was een georganiseerde busrit met bijvoorbeeld een rondleiding in Volendam en ‘s middags een demonstratie over dekbedden of fietsen. We hebben daar heel wat gekocht en dan maar weggegeven want ik wist niet meer waar ik er mee moest blijven.

Mijn man is overleden toen hij 84 was. Dan wordt het leven toch anders en bij al die activiteiten die we samen deden, daar voelde ik me niet meer thuis. Bovendien vallen er veel mensen weg. Evengoed heb ik nog leuke dingen gedaan. Zoals toen ik 90 werd. Ik had nog nooit gevlogen dus ik kreeg een rondvlucht. Mijn kleindochter was mee en die werd helemaal bleek toen de piloot een duikvlucht maakte richting de Maas. Ik vond het geweldig. We vlogen boven ons huis, Valkenburg en het Drielandenpunt. Ook heb ik nog met de computer en e-mail leren omgaan. Toen ik 100 werd, is de loco burgemeester langs geweest, hebben we heel de dag gefeest en heb ik van de kinderen een digitaal fotolijstje gekregen. Zo heb ik altijd de mooie herinneringen bij de hand.

Oud vertelt jong

Bezigblijven houdt me op de been

Ik zie om me heen dat jonge mensen geen tijd meer hebben om voor de ouderen te zorgen, ze gaan hun eigen weg. Bij mijn kinderen en kleinkinderen is dat gelukkig niet zo en ik kan nog voor mezelf zorgen. Maar ik wil mensen die bijna met pensioen gaan, daardoor meegeven dat ze voor zichzelf zorgen en niet op een ander rekenen.

Jonge mensen wil ik meegeven dat ze tijd maken om leuke dingen te doen. Je moet nu genieten en profiteren van wat je hebt. Tot slot dat ze aandacht hebben voor hun gezondheid. Ik móet niks maar ik moet wel veel van mezelf. Als ik niks te doen heb, ga ik in de tuin bladeren ruimen. Ik vind altijd wel wat om te doen. Bezig blijven, dat houdt me letterlijk en figuurlijk op de been.’